Een kunstroof welke de gemoederen heden ten dage nog steeds bezig houdt, is de kunstroof tijdens de Tweede Wereldoorlog. Adolf Hitler was een enorme kunstliefhebber en had zelf ooit de ambitie om schilder te worden. En uitgerekend de rijke Joodse families hadden ontzettend grote en uitgebreide kunstcollecties in hun bezit. Dit veranderde aanzienlijk op het moment dat de nazi-partij in Duitsland onder leiding van Hitler aan de macht kwam. De oprichting van de ERR (de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg) in 1940 was dan ook met een reden. Het doel was om alle boeken en documenten van de joden in te nemen, om deze vervolgens te vernietigen dan wel over te brengen naar Duitsland. Daar kon men de boeken documenten bestuderen om zo meer te weten te komen over het zogenoemde joodse ‘vraagstuk’.
Hermann Göring
Tegen het einde van 1940 veranderde er echter het één en ander aan de missie van de ERR. Hermann Göring kreeg flinke inspraak en invloed binnen de beweging, wat er toe leidde dat het doel werd verlegd naar het innemen van enorme kunstcollectie welke aan de joden toebehoorden. Göring was namelijk zelf ook een groot kunstliefhebber. Het uiteindelijke doel werd een Führermuseum oprichten, waarin ze alle vooraanstaande kunstwerken uit het westen konden tentoonstellen.
Het grootste deel van de kunstwerken die de Duitsers in beslag hebben genomen belandden in het Museum Jeu de Paume te Parijs. Wel zorgde Göring ervoor dat de meest waardevolle werken werden verdeeld tussen Hitler en hemzelf. Na onderzoeken van diverse kunsthistorici werden de werken vanuit Parijs doorverkocht een hooggeplaatste SS’ers, ministers en andere mensen met aanzien. Daarnaast werden veel van de kunstwerken in slot Neuschwanstein opgeslagen. Dit immense kasteel ligt in Beieren, om precies te zijn in het dorpje Hohenschwangau. In het kasteel werden de kunstwerken één voor één gefotografeerd, waarna de foto’s werden bewaard in talloze fotoalbums. Het is daarom dat we nu exact weten welke werken destijds door de nazi’s zijn ingenomen.
In veiligheid gebracht
Diverse geallieerde historici, kunstenaars en leraren richtten ten tijde van de oorlog het Monuments, Fine Arts en Archives program op en noemde zichzelf The Monuments Men. Met dit programma trachtten ze de overgebleven kunstwerken te beschermen tegen vernietiging en plundering. Vele stukken werden dan ook overgebracht naar de Verenigde Staten, zodat ze daar veilig zouden liggen. Toen de Tweede Wereldoorlog was afgelopen is met man en macht geprobeerd de kunstwerken terug te vinden. Maar liefst 7.000 kunstwerken, waaronder een werk van de hand van Michelangelo en een Johannes Vermeer, werden teruggevonden in de Oostenrijkse Alpen.
Hoewel er na de oorlog vele kunstwerken zijn teruggekocht en teruggeven aan de eigenlijke bezitter, zijn er alsnog maar liefst 100.000 kunstwerken nooit meer teruggevonden. Vele van de oorspronkelijke eigenaren waren immers gedeporteerd naar concentratiekampen alwaar ze het leven hebben gelaten. Al met al kun je dus wel stellen dat deze kunstroof er één van immense proporties was, en helaas ook nooit helemaal opgelost zal gaan worden.